‘Van aid naar trade’

Landbouwraden zijn samen met hun teams wereldwijd actief op de economische afdelingen van ruim vijftig Nederlandse ambassades en bedienen meer dan zeventig landen. Maak kennis met Bram Wits, landbouwraad in Ghana. Hij is ook actief voor het Nederlandse agrobedrijfsleven in Nigeria en Ivoorkust.

Bram Wits
Bram Wits

Bram Wits werkte de afgelopen jaren als politiek adviseur van de staatssecretarissen voor Landbouw Sharon Dijksma en Martijn van Dam. Hij studeerde geschiedenis en internationale betrekkingen. Wits was eerder werkzaam bij een campagnebureau in Amsterdam en bij de Youth Food Movement. De jonge landbouwraad (34) is al jaren actief rondom het mondiale wereldvoedselvraagstuk. Hij is ervan overtuigd dat het Nederlandse agrobedrijfsleven een belangrijke rol kan spelen bij de oplossing van het vraagstuk.

Wits werkt sinds 1 februari 2018 als landbouwraad op de Nederlandse ambassade in de Ghanese hoofdstad Accra. Hij is de eerste landbouwraad in West-Afrika sinds 25 jaar. Vanuit zijn werkplek werkt hij ook voor Nederlandse agrobedrijven die actief zijn in Nigeria en Ivoorkust.

Nederland kiest nu voor stationering van een landbouwraad in West-Afrika, waarom?
“Een belangrijke reden is dat de bevolking in deze hoek van Afrika enorm groeit. Dat is al jaren gaande en de voorspellingen geven aan dat de groei doorzet. Nigeria telt op dit moment circa 160 miljoen inwoners, over 15 jaar zijn dat er naar verwachting rond de 250 miljoen. Voor Ghana en Ivoorkust geldt hetzelfde verhaal. Deze groei representeert een kans voor Nederland.

Ons land is wereldleider als het gaat om land- en tuinbouw. De Nederlandse agrofoodsector kan daarom een belangrijke rol spelen bij de agrarische ontwikkeling in deze landen. Ik vind het een uitdaging om als landbouwraad hierin een ondersteunende rol te spelen.

Natuurlijk is het niet alleen maar zonneschijn. De groei van de bevolking leidt tot urbanisatie en werkloosheid en dus tot migratie naar Europa. Economische groei in West-Afrika is daarom erg belangrijk, ook om de vluchtelingenstroom in te dammen. En als je het over economie hebt dan gaat het hier op de eerste plaats om de agrarische sector. Dat beseffen de overheden hier zich terdege.”

Wat heeft prioriteit, trade of aid?
“Beide zijn belangrijk. Het kompas van Nederland was in Afrika decennialang gericht op ontwikkelingssamenwerking. Dat is aan het veranderen: van aid naar trade. Die transitie is gaande.

Als landbouwraad ben ik komende jaren vooral aan de handelskant actief. Daarbij zet ik wel een kanttekening. Nederlandse bedrijven kunnen hier een cruciale rol vervullen en tegelijkertijd geld verdienen. Dat is mooi. Daarnaast is het wel belangrijk om met de lokale omstandigheden rekening te houden en in te spelen op de werkelijke behoeften in deze Afrikaanse landen. Ik ben de man ter plaatse en kan hierbij adviseren en bemiddelen.”

Voor welke agrarische sectoren zijn er mogelijkheden?
“Voor veel sectoren. Een sector springt eruit, de groentesector. Deze sector staat in de kinderschoenen terwijl er, juist door de urbanisatie én economische groei, een grote behoefte is aan verse groenten en fruit uit de eigen regio. Zeker onder jongeren.

In alle schakels van de groenteketen zijn verbeteringen mogelijk. Of het nu gaat om de zaden, grondbewerking, gekoelde opslag of transport, de postharvest-verliezen zijn groot. Ik weet zeker, Nederlandse agrobedrijven kunnen met kennis en technologie een bijdrage leveren aan de opbouw van de hele groenteketen.

Op het gebied van uitgangsmateriaal worden al stappen gezet. Een aantal zaadbedrijven uit ons land is bezig om groentezaden te ontwikkelen die geschikt zijn voor de teelt in West-Afrika. Ik heb daar hoge verwachtingen van. Met kwaliteitszaad gaat de opbrengst met sprongen vooruit.

Overigens is de landbouw in Nigeria, Ghana en Ivoorkust van oudsher voor een belangrijk deel gericht op productie en export van handelsgewassen zoals cacao en palmolie. Veel van die producten worden verscheept naar de havens van Rotterdam en Amsterdam. Ook deze ketens kunnen verder worden verbeterd met inbreng van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen.”

Heeft het Nederlands agrobedrijfsleven West-Afrika al ontdekt?
“Nederlandse bedrijven, zeker uit de agrosector, zie je overal, dus ook hier. Neem bijvoorbeeld FrieslandCampina in Nigeria, Wienco in Ghana en recent Heineken in Ivoorkust. Deze bedrijven verzilveren de kansen die deze landen bieden. Vanuit de ambassades ondersteunen wij bedrijven om hier actief te worden. Mijn inzet is om meer bedrijven naar West-Afrika te trekken. Mijn overtuiging is: this is the place to be. Dat wil ik overbrengen.”

Waar geeft u prioriteit aan?
“Mijn opdracht voor het eerste jaar is vooral om helder te maken welke rol Nederland kan spelen bij de agrarische opbouw in Ghana, Nigeria en Ivoorkust. Op welke terreinen, in welke ketens, in welke regio’s is er perspectief voor Nederlandse bedrijven? En wat is daarbij de taak van Nederlandse overheidsinstanties? Dat is een zoektocht die uiteindelijke uitmondt in een strategische visie. Ik ga veel het land in, ga met mensen praten. Op de sociale media en ook op deze website maak ik verslag mijn zoektocht. Iedereen mag meekijken. Graag zelfs.”