Franse minister van Landbouw neemt Italië als lichtend voorbeeld

Dinsdag 24 oktober werden de jaarlijkse prijzen voor de agrarische pers uitgereikt. Het uiterst degelijke digitale weekblad Agrapresse won de prijs, niet verrassend. Wat wel verrassend was, waren de uitspraken van de Franse minister van Landbouw Fesneau in het interview dat daarna werd afgenomen. Fesneau spreekt zich uit over voedselsoevereiniteit, handel en imago.

Beeld: AFP
Minister Marc Fesneau

Wat verstaan we nu eigenlijk onder ‘voedselsoevereiniteit’? En is dat niet een Europees verhaal?

Je moet niet aan autarchie (totale zelfvoorziening) denken. Je moet eenzijdige afhankelijkheden tot een minimum beperken, en dat kan inderdaad goed op EU-niveau. Het gaat erom dat je internationale ontwikkelingen als EU niet lijdzaam ondergaat, maar zelf keuzen kunt blijven maken. Je moet verder als land bepaalde essentiële ketens niet verliezen, zoals bijvoorbeeld de aardappelketen. Er is verder een duidelijke geopolitieke dimensie. Als we bijvoorbeeld de voedselvoorziening van landen in Noord-Afrika overlaten aan Rusland (voor graan bijvoorbeeld), en president Poetin besluit opeens de toevoer te stoppen, dan zit de EU met een enorm migratieprobleem, nog vele malen groter dan nu. Je moet deze derde landen dus niet aan ‘slechteriken’ overlaten; we moeten op EU-niveau strategisch denken.’

Hoe ziet u de recente ontwikkelingen aan de Spaans/Franse grens, waarbij Franse boeren de ladingen voedsel en drank van Spaanse vrachtwagens vernietigden?

Ik veroordeel geweld te alle tijden. Wat aan de Spaanse grens is gebeurd is onacceptabel, het geeft een heel slecht beeld van boeren en schaadt de Franse landbouw. We hebben goede relaties met de Spanjaarden. We exporteren ook veel naar Spanje, en de Spanjaarden hebben ons recent nog zeer geholpen met de export van koeien naar Spanje, uit gebieden in Frankrijk waar de besmettelijke Epizoötische hemorragische ziekte is uitgebroken.’

Hoe kijkt u aan tegen de export van Franse producten?

We moeten wel als Franse agrarische sector markten heroveren in het buitenland, dus de export stimuleren. We moeten onze marketing verbeteren en letten op wat de consument nu wil. Neem nu het voorbeeld van de cognac. Cognac was in Frankrijk altijd een ‘digestief’ (drank voor na de maaltijd) maar wordt nu uiterst succesvol verkocht als drank voor in cocktails. Of neem het voorbeeld van de wijn uit Languedoc. Door verbetering van kwaliteit en aanpassing aan de wensen van de consument, is dat nu een heel succesvol exportproduct.

Verder moeten we onze ‘branding’ verbeteren. Daarbij dient Italië als voorbeeld. Die weten de merknaam ‘Italië’ uiterst goed te benutten. Alle sectoren en producenten in Italië staan ‘en bloc’ achter die naam. In Frankrijk wil iedereen zich van elkaar onderscheiden. De ene streek ten opzichte van de andere, de ene productiewijze ten opzichten van de andere. Maar in Azië heeft men totaal geen boodschap aan streek X of Y. In Azië kent met wel de naam Frankrijk en dat verkoopt.

Ik teken deze week weer een meerjarige overeenkomst met de organisaties Business France, Taste France en Sopexa, die zich bezig houden met de promotie van het Franse product in het buitenland, en dit zal in de meerjarige afspraken een van de speerpunten zijn.’

Hoe ziet u de sluiting van grenzen van derde landen in het kader van de vaccinatie tegen de vogelgriep in Frankrijk?

Frankrijk is als eerste begonnen met grootschalige vaccinatie tegen de vogelgriep. Het is niet vreemd dat bepaalde handelspartners zorgen hebben hierover. Maar dit is diplomatie, je moet eerst begrijpen wat de zorgen van de ander zijn en daarover het gesprek aangaan. Wij waren de eersten die vaccineerden, de anderen gaan volgen, ze kijken alleen eerst wat wij doen en wat er gebeurt. Wij gaan in ieder geval uitgebreid het gesprek aan met die derde landen.’

Er is nog niets gecommuniceerd naar de Franse boeren over hun bijdrage aan de reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Wanneer gaat het ministerie communiceren en de boeren meenemen?

We hebben boeren nodig voor het landschap, voor de voeding en voor de productie van energie. Boeren leveren ook een bijdrage aan het klimaatvraagstuk, door de opslag van CO2 in gewassen en grasland. Dat moeten we eerst uitdragen. Daarna moet je kijken wat je kan doen op klimaatgebied waarbij je de boeren mee krijgt; daar heb je ook wetenschappelijk onderzoek voor nodig.

Er gaat op korte termijn wel een ware run ontstaan op biomassa, van allerlei kanten, en dat vraagt om een uitgebreide discussie met andere sectoren en de boeren.’

Is het onderwerp voedselverspilling de laatste tijd niet onder het tapijt geveegd? Moet de primaire sector niet worden betrokken bij de strijd tegen voedselverspilling?

Dat laatste klopt. De retail moet hier in de eerste plaats zijn verantwoordelijkheid nemen en niet alleen maar om (uiterlijk)  perfecte groenten en fruit vragen. Verder moet je zorgen dat je plantenziekten goed bestrijdt. Als je last hebt van plantenziekten, heb je in feite last van voedselverspilling. Tenslotte moet je genoeg mankracht hebben om alles te oogsten. Dit jaar kon ¼ van de aardbeien in Frankrijk niet worden geoogst door gebrek aan mankracht. Dat is pas voedselverspilling!’