Interview: 'Nederland kan prima voldoen aan eisen Japan', Evert Jan Krajenbrink (1 Sept 2017)

Het ministerie van EZ heeft 48 afdelingen op Nederlandse ambassades waar landbouwraden en -attaché(e)s actief zijn. Maak kennis met de landbouwraad in Japan Evert Jan Krajenbrink. Hij is in de zomer van 2016 met zijn werkzaamheden op de ambassade in Tokio begonnen. In dit artikel kijkt hij terug op een dynamisch jaar.

Evert Jan Krajenbrink
Evert Jan Krajenbrink

Na vier jaar als landbouwraad werkzaam te zijn geweest in Oekraïne, is Evert Jan Krajenbrink landbouwraad in Japan, waar hij nu een jaar actief is. Hij kijkt terug op een dynamisch jaar

Is Japan een uitdagend land om actief te zijn als landbouwraad?
“Dat is Japan zeker! Dit land kun je qua cultuur en bijvoorbeeld taal met geen ander land vergelijken. Alles is anders. Dat maakt het land voor mij erg interessant.

Mondiaal gezien is Japan de derde economie van de wereld. Daar draagt de agrarische sector overigens nauwelijks aan bij. De landbouwbedrijven zijn klein, de gemiddelde boer is ouder dan 68 jaar. Veel het voedsel wordt geïmporteerd. De overheid wil daar trouwens verandering in brengen, zij wil op termijn zelfs voedsel gaan exporteren.”

Van import naar export, gaat dat lukken?
“Een grootscheepse transitie van de agrarische sector is in voorbereiding, de omslag van kleinschalige rijstteelt naar een kennisintensieve, hoogproductieve land- en tuinbouw is aanstaande. Daar kan het Nederlandse agrobedrijfsleven een belangrijke bijdrage aan leveren. Doet dat op een aantal gebieden al. Ons land wordt gezien als innovatief, als voorloper in de wereld op het gebied van voedselproductie. Het is voor mij een uitdaging om een voet tussen de deur te krijgen voor bedrijven die de Japanse markt willen betreden.”

Wat staat hoog op uw agenda?
“Eind 2016 heeft EZ-SG Camps een MoU met MAFF (red. het Japanse landbouwministerie) ondertekend waarmee een gezamenlijke landbouwwerkgroep werd opgericht. Meer markttoegang voor het Nederlandse agrarische bedrijfsleven is een belangrijk agendapunt, net als de modernisering van de tuinbouwsector, waar Nederland een belangrijke bijdrage aan kan leveren. In mei vond de eerste subcomite plaats, waaraan Nederlandse directeuren van de grootste producenten organisatie in groente en fruit deelnamen”.

“Helder is dat Japan op het gebied van voedselveiligheid strenge richtlijnen hanteert. De veterinaire en fytosanitaire eisen zijn vrijwel nergens zo streng als in Japan.Maar er wordt voortgang gemaakt op de verschillende dossier. Begin dit jaar wisten Nederland en Japan afspraken te maken over regionalisering van HPAI, waardoor de export van bv. pluimveeproducten en eendagskuikens naar Japan weer mogelijk werden. Ook is er sinds september een nieuw certificaat voor zuivelproducten. Maar uitdagingen blijven komen. Zo kost de afhandeling van de Fipronil-affaire in Japan ons ook veel tijd”.

Voor welke sectoren liggen er vooral kansen?
“Voor bedrijven die actief zijn in de glastuinbouw zijn er veel mogelijkheden. Nederland is in die sector voorloper in de wereld. Kassenbouw, klimaatbeheersing, teeltkennis; Nederlandse bedrijven hebben Japan veel te bieden. Glastuinbouw is ook een innovatieve, technologische bedrijfstak. Dat slaat aan bij de mentaliteit van de Japanners.

Er zijn ook groeiende kansen voor exporteurs van voedingsmiddelen, zoals verwerkte producten, verse groenten, bloemen, fruit en vlees. Er wonen hier 126 miljoen kapitaalkrachtige mensen die hoge eisen stellen aan hun voedsel en bereid zijn daarvoor te betalen. Japan, is een moeilijke, maar ook zeer lucratieve markt voor die Nederlandse bedrijven die weten te voldoen aan de wensen van de Japanse consument.

En de economische partnerschapsovereenkomst (EPA) biedt nieuwe kansen voor Nederland als belangrijke landbouwexporteur. Op 6 juli bereikten de EU en Japan hierover een politiek beginselakkoord. De agro-export zit overigens weer in de lift. In 2016 werd voor een record, ca. 650 miljoen euro landbouwproducten, vanuit Nederland geëxporteerd, vooral varkensvlees (125 mln.), zuivel (58 mln.) groente en fruit (ca. 50 mln.) en levensmiddelen (ca. 150 mln.) (Lees meer). Omdat EPA met name de tarieven op vlees, zuivel en alcoholische dranken fors verlaagd, zal dit in de komende jaren alleen maar groeien.

Daarnaast heeft Japan behoefte aan agrokennis. Om de omwenteling in de Japanse landbouw daadwerkelijk op gang te brengen, zijn adviseurs nodig. Japan smeekt om kennis op het terrein van teelttechniek, verwerking, logistiek en bijvoorbeeld ketensamenwerking. Op al die terreinen hebben Nederlandse kenniswerkers veel te bieden.”

Staat landbouw hoog op de agenda van de Japanse overheid?
“Sinds het aantreden van president Abe in december 2012 staat landbouw hoog op de prioriteitenlijst van de overheid. De politieke druk om te moderniseren is groot: de sector loopt ver achter en kampt met vergrijzing. Op dit moment heeft Japan slechts een zelfvoorzieningsgraad van 38%, het laagste percentage ooit! Men heeft de ambitie dat verhogen naar 45% in 2025. Aan de andere kant, de traditionele rijsttelers hebben veel invloed. Het openen van de grenzen met het EPA-verdrag wordt in die kringen gezien als een bedreiging.

De agrarische sector in Japan krijgt ongetwijfeld een ander aanzien in de komende jaren. De snelheid waarmee dat gebeurt, hangt af van de medewerking van de autoriteiten in de regio’s. En dus van de invloed van de georganiseerde landbouw op regionaal niveau.”

Wat zijn voorbeelden van Nederlandse bedrijven die met succes in Japan actief zijn?
“Varkensvleesconcern Vion heeft de afgelopen jaren een belangrijke positie verworven op de markt voor vers varkensvlees. Japan is inmiddels al de 6e afzetmarkt voor Nederland. Van de Europese landen staat Nederland na Denemarken op de tweede plaats in deze markt. Het zaadverbeteringsbedrijf Incotec is erg succesvol in Japan en heeft hier een eigen vestiging. Ook exporteurs van bloembollen en snijbloemen doen hier goede zaken. Veel bedrijven zitten op het vinkentouw.

De voedselprijzen liggen op een erg hoog niveau, dat maakt Japan natuurlijk een interessant markt. Nederlandse bedrijven moeten zich niet laten afschrikken door de hoge eisen op het gebied van voedselveiligheid. Wij kunnen daar prima aan voldoen. Zeker met de kansen die EPA ons de komende Jaren gaat bieden!”