Van verontreinigde lucht naar gezond voedsel?

In Delhi wonen is zo beroerd nog niet, maar soms wel zwaar. De verontreinigde lucht is soms letterlijk adembenemend. Ondanks alle overheidsingrepen, zoals verplichte LPG in taxi's, autorickshaws en bussen, zware vrachtwagens die nachts de stad in mogen, een metronet van 375 km en een verbod op het verkopen van vuurwerk, is Delhi met haar jaarlijkse gemiddelde luchtkwaliteitindex (AQI) in de wereldwijde top tien van de meest vervuilde steden.

En met 26 miljoen mensen in een gebied zo groot als de provincie Overijssel, lijkt het verminderen van de luchtvervuiling vechten tegen de bierkaai. Al zijn er gedurende het jaar wel een paar dagen goed te noemen qua AQI-niveaus (minder dan 50, figuur 1).

Beeld: ©air.plumelabs.com
Figuur 1. AQI niveaus in New Delhi van okt 2017-april 2018. Legenda: lichtgrijs – goed; grijs – ongezond; donkergrijs – gevaarlijk, zwart – gaat de AQI te boven (hoger dan 500)

De beroerdste tijd in Delhi echter is november, wanneer Delhi (bijna) de twijfelachtige status van de meest verontreinigde stad op aarde bereikt. Voertuigen, kolengestookte elektriciteitscentrales, stof van bouwlocaties zijn continue bronnen van luchtverontreiniging, maar de novemberpieken zijn te wijten aan verbranden van rijststro en stoppelvelden in de staten rond Delhi (Punjab, Haryana en Western Uttar Pradesh). Zoals figuur 2 laat zien, had de hele regio op 8 november 2017 een hoge luchtverontreiniging met Delhi bovenop de piek. Sommige studies schatten dat deze verbranding van gewasresten het hele jaar door verantwoordelijk is voor 20% van de luchtvervuiling in Delhi.

Beeld: ©Berkeley Earth
Figuur 2. Luchtkwaliteitmetingen in India op 8 november 2017

Waarom verbranden?

Tijdens de Groene revolutie in de jaren 60 pasten de boeren in Haryana, Punjab en West Uttar Pradesh de nieuwe technologieën snel toe en maakten van de regio de graanschuur van India, die rijst produceert in Kharif (juli-oktober) seizoen en tarwe in Rabi (november-februari). Na de rijstoogst hebben boeren tegenwoordig slechts 20-25 dagen voor het zaaien van tarwe, dus ze moeten de rijstoogstresten snel verwijderen. Rijststro is ongeschikt voor veevoeder en het ontbindt te langzaam in de grond vanwege een hoog siliciumdioxidegehalte, terwijl het verwijderen van de stoppels en het transport van alle gewasresten naar een verwerkingsfabriek veel te duur is. Vandaar dat verbranden, ondanks het verbod en de recente wortel- en stokaanpak van Haryana, de gemakkelijkste en goedkoopste manier is voor de (kleine) boeren om zich te ontdoen van rijststro en stoppels. De as, die mineralen bevat, wordt opnieuw gebruikt als meststof op hetzelfde veld, terwijl koolstof en stikstof in rook opgaan. En handhaving van het verbod op deze verbranding is moeilijk vanwege de verspreide branden op kleine percelen in het enorme landelijke gebied (Haryana is ongeveer zo groot als Nederland). De verstikkende rook arriveert snel in het naburige New Delhi, waar het zich vermengt met de reeds bestaande luchtvervuiling, wat leidt tot de extreem hoge AQI-niveaus.

Riijststro verbranden

Oplossingen?

Oplossingen, zoals biobrandstoffabrieken, composteerinstallaties en de Happy seeder, zijn er wel, maar helaas zijn de meeste economisch niet rendabel. Ik denk dat mobiele verwerkingsapparaten nodig zijn, zodat  de gewasresten op het veld verwerkt kunnen worden in producten met een hogere toegevoegde waarde. Maar dat is niet het enige probleem. India’s graanschuur is aan het opdrogen, grondwaterspiegels dalen angstaanjagend, en klimaatverandering zal dit alleen nog maar verergeren. Bovendien dalen de gewasopbrengsten door afnemende bodemkwaliteit en toenemende risico’s voor verzilting. Eigenlijk worden rijst en tarwe, twee gewassen die veel water nodig hebben, nu geteeld in een ongeschikte omgeving. Rationeel gezien, zou de graanschuur van India moeten verhuizen van west naar oost, naar deelstaten zoals Assam, West Bengalen, Bihar en Odisha, waar de watervoorziening en grondwaterniveaus meer in balans zijn. Boeren in het noordwesten zouden dan moeten omschakelen naar teelt van gewassen die minder water nodig hebben, zoals maïs, peulvruchten en groenten, met een enorme markt in hun achtertuin.

Maar daar is een drastische paradigmaverandering voor nodig en dat kost tijd. Bovendien kunnen oplossingen voor rijststroverbranding in de graanschuur, die nodig zijn voor de korte termijn om luchtverontreiniging tegen te gaan, deze paradigmaverandering tegenhouden omdat boeren niet gestimuleerd worden om te schakelen. Daarbij komt nog dat bestaande landbouwsubsidies boeren ook niet stimuleren om te schakelen. Integendeel, subsidies zoals minimum garantieprijzen voor rijst en tarwe, tezamen met gratis energie om grondwater op te pompen, stimuleren boeren juist om deze gewassen te blijven telen, zodat ze verzekerd zijn van een redelijk inkomen. Groenteteelt is tamelijk riskant omdat de marktprijzen nogal flink schommelen en er geen garantieprijssubsidies voor bestaan. Als ik een boer in het noordwesten zou zijn, zou ik precies hetzelfde doen als zij. De Wereldbank wil graag samen met de deelstaten deze paradigmaverandering realiseren, en heeft al contacten daarover met Punjab.

Hoe nu verder?

Zoals eerder gezegd is een paradigmaverandering moeilijk te realiseren, hoewel het past in het landbouwbeleid van de Indiase overheid (verdubbeling van het boereninkomen, “more crop per drop”, verbeteren van de bodemkwaliteit). Eigenlijk moeten de subsidieregelingen worden gewijzigd om boeren te stimuleren van teelt te veranderen. Prijsondersteuningsregelingen moeten geleidelijk worden veranderd in meer inkomenssteunregelingen, wat past in de overheidsstrategie om het inkomen van boeren te verdubbelen. Landbouwsubsidieregelingen zijn echter vrij politiek gevoelige en netelige  kwesties, niet alleen in India maar overal ter wereld. De landbouwsector heeft een sterke invloed op de regeringen, en aangezien minstens de helft van de bevolking in India verwant is aan de landbouw, vertegenwoordigen ze een groot deel van alle kiezers. Maar India zou kunnen leren van ervaringen met verandering van landbouwsubsidies van prijs- tot inkomenssteun in andere delen van de wereld. Zo heeft EU-commissaris MacSharry in de jaren negentig een geleidelijke verschuiving van EU-regelingen ingezet. Hoewel het hem verscheidene jaren kostte voordat de EU-landen regeringen en belanghebbenden het eens waren met zijn voorstellen. Vandaar dat het enorme moed en overtuigingskracht van politici vereist om landbouwsubsidiesystemen drastisch te veranderen. Ik verwacht niet dat dit zal gebeuren vóór de landelijke verkiezingen in 2019. Vandaar dat er nog veel water zal stromen door de Ganges, voordat ik groenten uit Haryana in Delhi op mijn bord vind in plaats van vervuilde lucht inadem.

Fokke Fennema, mei 2018