Voor Martijn Weijtens was zijn periode als LVVN-raad in Frankrijk vanuit de Nederlandse ambassade in Parijs een bijzondere terugkeer. Niet alleen naar het land waar hij tot zijn tiende woonde, maar ook naar een heel nieuw werkterrein. ‘Ik dacht dat ik Frankrijk goed kende, maar werken in een andere cultuur is toch echt anders.’ Hij blikt terug op een periode vol innovaties in landbouw en visserij, het smeden van nieuwe samenwerkingen en het overbruggen van cultuurverschillen. Van robotisering tot eiwitten: met geduld en creativiteit probeerde hij Nederland en Frankrijk dichter bij elkaar te brengen.
Martijn Weijtens
Martijn groeide op in Frankrijk, tot zijn tiende jaar. Hij spreekt vloeiend Frans, bezocht het land regelmatig en deed er zelfs onderzoek tijdens zijn promotietijd. Toch bleek wonen en werken iets heel anders dan de eerdere ervaringen die hij had.
‘Het sociale leven kende ik goed: familie, vakanties, vrienden. Werken in Frankrijk is een ander verhaal. Je ontdekt pas hoe formeel en hiërarchisch processen, mensen en organisaties zijn als je er middenin zit.’
Start in coronatijd
De eerste maanden in Parijs vielen samen met de coronaperiode. ‘Je kunt dan niet veel anders doen dan uitgebreid inlezen, actualiteiten volgen, wandelen of fietsen door de stad,’ blikt Martijn terug. Toch bleek dat een mooie manier om samen met zijn partner de nieuwe omgeving te ontdekken. Professioneel betekende het dat alle ontmoetingen noodgedwongen digitaal plaatsvonden en dat de opbouw van het netwerk anders verliep dan normaal.
De stap naar landbouwdiplomatie
Voor zijn vertrek werkte Martijn jarenlang in Den Haag in diverse beleidsfuncties. Daar was hij gewend om, na besluitvorming, tot uitvoering over te gaan. ‘Als LVVN-raad werkt het anders. Je kunt geen besluiten of plannen opleggen; je moet partijen verleiden om samen te werken en iets tot stand te brengen. Of het nu ministeries zijn, bedrijven of NGO’s: je bent continu bezig om verbindingen te leggen.’
Die rol betekende ook dat hij eigenlijk een nieuw vak moest leren. ‘In Den Haag kende ik het speelveld door en door. In Parijs begon ik bijna opnieuw met een totaal andere werkwijze. Dat was spannend, maar ook heel verfrissend. Je moet creatief zijn en vertrouwen winnen voordat er iets gebeurt.’
Groepsfoto van het “Franco-Dutch Pact for Innovation and Sustainable Growth”
Innovatie als rode draad
Een belangrijk thema in zijn werk was innovatie in de landbouw. Martijn zag veel parallellen tussen Frankrijk en Nederland. ‘Tijdens de periode van kringlooplandbouw in Nederland werkte Frankrijk aan een agro-ecologische transitie. Later verschoof de aandacht in beide landen naar voedselzekerheid en productieve landbouw. Innovatie, bijvoorbeeld in robotisering, stond in beide landen hoog op de agenda.’
Robotisering bleek een terrein waar Nederland en Frankrijk elkaar makkelijk vonden. ‘Beide landen lopen in de EU voorop. Door kennis en ervaringen te delen, konden we de stap maken van ideeën naar praktijk. Er was in beide landen ook veel extra geld vrijgemaakt om dit verder uit te bouwen.’
Groepsfoto bij het NL Paviljoen op de BIO360-beurs in Nantes (2022), een vakbeurs voor biogas. In het midden (groene das): ambassadeur Pieter de Gooijer
Samenwerking op nieuwe vistechnieken
Niet elk dossier bood direct succes, maar soms was een omweg de juiste route. ‘Pulsvisserij ligt in Frankrijk gevoelig. Door samen te werken aan nieuwe, duurzamere vistechnieken met minder bijvangst en minder bodemberoering, creëer je een basis. Vanuit die samenwerking kun je het gesprek over pulsvisserij op termijn heropenen. De sleutel is om te zoeken naar gedeelde belangen. Bij duurzame visserijtechnieken waren die er, zowel in Frankrijk als in Nederland. Dat maakt de kans groter dat toekomstige innovaties – ook de meer controversiële – bespreekbaar worden.’
Groepsfoto met Jan-Kees Goet tijdens zijn bezoek aan het Franse Ministerie voor Ecologische Transitie in Parijs (2022)
Lobby voor Nederlandse prioriteiten
Naast innovatie hield Martijn zich bezig met het onder de aandacht brengen van Nederlandse speerpunten. ‘Soms lukt het, zoals bij eiwitten of agrotechnologie. Soms merk je dat een land er nog niet klaar voor is, bijvoorbeeld bij nieuwe mesttoepassingen zoals Renure (Recovered Nitrogen from Manure). Maar ook dan is het belangrijk om het gesprek te voeren.’
De export van Nederlandse mest naar Frankrijk is een onderwerp waar hij concreet resultaat ziet. ‘Frankrijk heeft veel landbouwgrond en behoefte aan meststoffen. Noord- en Oost-Frankrijk liggen dicht bij Nederland; het is dus een logische en duurzame match.’
Van startups tot multinationals
Martijn werkte veel met innovatieve startups en scale-ups. ‘Multinationals als Unilever of Heineken hebben ons niet echt nodig; die zijn al stevig verankerd in Frankrijk. Voor kleinere spelers – robotbouwers (als Pixelfarming Robotics), kassenbouwers, innovatieve zaadbedrijven – kan de Nederlandse ambassade wel verschil maken.’ Ook in de tuinbouw en bedekte teelten werden waardevolle contacten gelegd. ‘Daar zit veel Nederlandse kennis die ook voor Franse partijen interessant is.’
Groepsfoto op de SIAL‑levensmiddelenbeurs in Parijs (2023). Op de foto onder meer: Ralf van de Beek (LVVN, tweede van links) en ambassadeur Jan Versteeg (derde van links)
Team opbouwen en netwerken
Het LVVN Attaché Netwerk team van de Nederlandse ambassade in Parijs bestaat verder uit Annelies Dijkema (landbouwadviseur), Marieke Riesmeijer (beleidsondersteuner landbouw) en Peter Willems (managementondersteuner). ‘Annelies, Marieke en ik waren alle drie nieuw in het landbouwteam van de ambassade en begonnen midden in coronatijd, Peter kwam later bij het team. Zij kenden Frankrijk door en door, ik bracht mijn landbouwkennis mee. Samen hebben we het team opgebouwd. Dat voelt als samen een huis metselen.’
De samenwerking binnen de ambassade, vooral in het economische cluster, noemt Martijn waardevol. ‘Collega’s van andere ministeries zijn een belangrijke bron van kennis en goede partners in bepaalde projecten. Op ambassades vervagen de schotten tussen ministeries, een geweldige kans voor samenwerking.’
LAN‑team Frankrijk, v.l.n.r.: Nynke Runia, Bas Koppers, Peter Willems, Annelies Dijkema, Martijn Weijtens en Marieke Riesmeijer
Cultuurverschillen overbruggen
Een van zijn grootste uitdagingen was het overbruggen van cultuurverschillen. ‘Nederlanders zijn direct en gaan snel aan de slag. Fransen kijken eerst de kat uit de boom. Dat vraagt geduld. Gun de relatie tijd om te groeien; daarna kan er veel.’ Zijn advies aan opvolgster Nynke Runia sluit daar op aan: ‘Neem de tijd. Vertrouw erop dat de samenwerking op gang komt.’ Terugkijkend noemt Martijn de samenwerking op robotica, alternatieve eiwitten en mestexport als hoogtepunten. Ook is hij trots op het dichter bij elkaar brengen van de Nederlandse en Franse ministeries. ‘Er is meer beleidsmatige samenwerking ontstaan en dat is waardevol.’
Terug naar Den Haag
Op 1 september keert Martijn terug naar het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN). ‘Ik ben in hart en nieren een LVVN’er. Na vijf jaar buitenland is het logisch om terug te keren naar Den Haag, zowel professioneel als privé. Maar ik sluit niet uit dat ik later weer eens naar het buitenland ga. Brussel lijkt me bijzonder interessant, omdat daar het landbouwbeleid pas echt wordt gevormd.’
Wat blijft er op de agenda?
Hoewel zijn vertrek nadert, lopen er nog projecten. ‘Op 1 oktober legt het Koninklijk Paar een bezoek af aan Toulouse, waarbij agrotechnologie en robotica een centrale plek innemen. Dat sluit perfect aan bij ons werk. Jammer dat ik de uitvoering niet meer meemaak.’
Daarnaast ziet hij kansen om de mestexport verder te ontwikkelen. ‘Daar wordt iedereen beter van: Frankrijk heeft behoefte aan meststoffen, Nederland kan overschotten duurzaam kwijt.’ Maar eigenlijk kun je zeggen dat op alle belangrijke thema’s in de landbouw en visserij beide landen elkaar veel te bieden hebben en samenwerking voor de hand ligt. ‘Deze twee toonaangevende landbouwlanden hebben elkaar nodig in de EU.’