Duits vertrouwen in Nederlands voedsel vraagt aandacht

Een meerderheid van de Duitse consumenten vertrouwt erop dat geïmporteerde voedingsmiddelen uit Nederland veilig zijn. Minder vertrouwen is er in de duurzame productiewijze in ons land. Dat blijkt uit onderzoek van ABN AMRO.

Volgens landbouwraad Peter Vermeij op de Nederlandse ambassade in Duitsland slaagt het exporterende bedrijfsleven er nog onvoldoende in om de successen van de duurzame productiewijze in Nederland bij de Duitse afnemers voor het voetlicht te brengen. Hij herkent de resultaten van het onderzoek van de bank.

€10 miljard exportwaarde

De afzet van Nederlandse agrofoodbedrijven naar Duitsland is van groot economisch belang. Jaarlijks gaat er voor circa 10 miljard euro aan Nederlandse voedselproducten, zoals tomaten, kaas, paprika’s en eieren, naar onze oosterburen. Dat bedrag neemt ieder jaar toe. Hoe Duitse consumenten aankijken tegen Nederlandse voedingsmiddelen is daarom belangrijk voor de exporterende bedrijven.

Grafiek gezondheid
Beeld: ©ABN AMRO / Panelwizard in opdracht van ABN AMRO

De veiligheid van Nederlandse voedingsmiddelen staat in Duitsland buiten kijf. Meer dan de helft van de Duitse consumenten heeft (veel) vertrouwen in de voedselveiligheid van producten uit Nederland. Een minderheid van 12 procent denkt dat producten uit ons land hun gezondheid schade kunnen berokkenen.

Duurzaam geproduceerd

De onderzoekers vroegen ook naar het vertrouwen dat de geïmporteerde voedingsmiddelen geproduceerd zijn met oog voor mens, dier en milieu. Minder dan de helft van de Duitse consumenten blijkt (veel) vertrouwen te hebben dat Nederlandse voedingsmiddelen duurzaam zijn geproduceerd. Nederland springt hier overigens niet uitzonderlijk positief of negatief uit ten opzichte van België, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk, de andere in het onderzoek meegenomen landen in het onderzoek. Van de Duitse consumenten vindt 72 procent het enigszins tot zeer belangrijk dat het eten en drinken dat ze kopen duurzaam is.

Grafiek milieu
Beeld: ©ABN AMRO / Panelwizard in opdracht van ABN AMRO

In een reactie op de onderzoeksresultaten zegt landbouwraad Peter Vermeij dat veel Duitse consumenten een voorkeur hebben voor producten uit de eigen regio. “De consument let op de prijs en op de herkomst. Wat uit de eigen regio komt, krijgt bij velen de voorkeur. Er worden vraagtekens gezet bij de hoge producties in Nederland. Dat moet wel met veel input van mest en bestrijdingsmiddelen zijn geproduceerd, zo wordt gedacht. Ofwel, er hangt een luchtje aan.”

Wasserbombe-imago

Vermeij adviseert exporteurs om deze beleving van de Nederlandse voedingsmiddelen serieus te nemen. “Het ‘wasserbombe’-imago van de Nederlandse tomaat is niet verleden tijd. Terwijl de werkelijkheid natuurlijk anders is. Als het gaat om bijvoorbeeld het gebruik van chemische middelen en water staat de duurzaamheid van het Nederlands product buiten kijf. Ook de CO₂-footprint is relatief laag. Dat kan beter worden gecommuniceerd en geadresseerd.”

Communicatiestrategie

Volgens Vermeij is de kritische houding van Duitse consumenten niet onbekend bij Nederlandse exporteurs. “Bijvoorbeeld de brancheorganisatie GroentenFruit Huis herkent dit wel. Het overbrengen van het echte verhaal achter het Nederlandse product vergt een aanpak op de lange termijn. Er moet worden nagedacht over een slimme communicatiestrategie, gericht op allereerst de supermarktketens. Liefst met medewerking van Duitse marketeers. Zij kunnen zich goed inleven in de Duitse consument.”

Meer transparantie nodig

Volgens ABN AMRO kunnen Nederlandse bedrijven Duitse consumenten voor zich winnen met meer transparantie en door in te spelen op specifieke behoeften van de Duitse markt. Zo kennen de Europese lidstaten vanwege EU-wetgeving al zeer weinig genetisch gemodificeerd voedsel, maar hebben de Duitsers hiervoor een extra waarborg in het zogenoemde ‘Ohne Gentechnik’-logo op producten.

Met data onderbouwen

Ook prefereert 50 procent van de Duitse consumenten biologische boven gangbare producten. Dat percentage ligt hoger dan in de meeste andere landen. Het wordt daarnaast belangrijker om met data te onderbouwen waar en onder welke condities voedsel is geproduceerd, stelt de bank. “Het is bijvoorbeeld aannemelijk dat binnen vijf tot tien jaar de milieueffecten van producten, bijvoorbeeld in termen van CO2-uitstoot, op voedselverpakkingen vermeld staan. Voor bedrijven kan een dergelijke stap een stimulans zijn om deze effecten verder te verlagen.”