Landbouw in Bulgarije verantwoordelijk voor bijna 11% van de broeikasgassen

87 percent van de N2O-emissies is het gevolg van niet-duurzaam gebruik van meststoffen

Droogte

De landbouwsector in Bulgarije draagt ​​bij aan 10,69% van de totale hoeveelheid broeikasgasemissies in het land. Ze ontstaan als resultaat van activiteiten en processen die verband houden met de productie en verwerking van landbouwproducten, de bodembemesting en de behandeling van dierlijk afval. De belangrijkste emissiebronnen zijn CO2 (kooldioxide), CH4 (methaan) en N2O (distikstofoxide). In vergelijking met andere sectoren die broeikasgassen uitstoten, is de landbouwsector een hoofdbron van N2O-emissies (ongeveer 87% van de uitstoot van het land). De belangrijkste redenen zijn het niet-duurzame gebruik van minerale meststoffen en het beheer en de behandeling van stalmest. Dit wordt samengevat in de Geïdentificeerde behoeften onder specifieke doelstelling nr. 4 van Verordening 2018/842 – “Bijdrage aan de beperking van de gevolgen van de klimaatverandering en de aanpassing daaraan, alsook aan de duurzame energie”.

Ondanks het hoge gehalte van organische koolstof dat in 2017 en voorgaande jaren werd gerapporteerd en de gemiddelde voorraad van stikstof en fosfor, hebben wij in ons land relatief lage tot gemiddelde voorraden van organische koolstof in de bodems. Zorgwekkend zijn de N2O-emissies in de totale uitstoot van broeikasgassen door de landbouw, omdat N2O ongeveer 340 keer hoger CO2-equivalent is vergeleken met methaan.

De belangrijkste redenen voor de hoge uitstoot van N2O zijn het niet-duurzame gebruik van minerale meststoffen (inclusief gebieden met als belangrijkste gewassen tarwe, maïs en zonnebloem), hoewel de hoeveelheid toegepaste minerale mest per hectare laag tot gemiddeld blijft.

Ondersteuning is noodzakelijk van praktijken die de afgifte van N2O uit de bodem beperken, alsook voor de behouding van organisch materiaal in het algemeen. Dit wordt bereikt door vruchtwisseling en stikstofbindende gewassen, gewasdiversificatie, tussengewassen en groenbemesting, gebieden met biologische landbouw, praktijken uit de conserveringslandbouw – een technologie voor granen en andere gewassen met beperkte grondbewerking – minimaal en nul, en ook direct zaaien (vermindering van de gebruikte brandstoffen en herbiciden), begraven van plantenresten, met opvang van C-emissies, behoud van organisch C en vocht in de oppervlaktebodemlaag, enz.

De behoefte aan meer controle op het sproeien en bemesten met pesticiden zal een positief effect hebben op het milieu, waaronder het terugdringen van bijensterfte in overeenstemming met het geactualiseerde “Landelijke Actieplan voor een duurzaam gebruik van pesticiden in de Republiek Bulgarije”.

Dergelijke praktijken zullen ook voldoen aan de doelstellingen van de Green Deal (de Biodiversiteitsstrategie en de Farm-to-Fork-strategie (“van boer tot bord”)) voor de  aanzienlijke vermindering van het gebruik van minerale meststoffen en chemische pesticide middelen.

We halen meer bodemkoolstof uit dan dat we aantrekken

Organische koolstof (OK) in Bulgaarse bodems heeft een negatieve tot nul balans in vergelijking met Europese akkerbodems. Dit feit duidt op een hoger koolstofverbruik in verhouding tot de koolsofinvoer in de bodem, wat in de toekomst tot bodemuitputting en een lage activiteit van bodemorganismen kan leiden.

Om de bodemstructuur en -kwaliteit te behouden en de organische koolstofvoorraden te vergroten, dienen praktijken te worden toegepast zoals graslandherstel, minimale grondbewerking en nulgrondbewerking, geschikte vruchtwisseling met stikstofbindende gewassen, bodembedekkende gewassen, groenbemesting en andere.

Het verlies van koolstof is te wijten aan de oxidatie ervan tijdens het ploegen en de extractie van organisch materiaal door oogsten. Extensieve beweiding draagt ​​bij aan het verminderen van bodemverdichting als gevolg van het kleinere aantal dieren per oppervlakte-eenheid, het verminderen van bodemwatererosie en het behoud van de biodiversiteit van graslandplantensoorten.

Het aandeel van hernieuwbare energie in de landbouw, bosbouw en visserij is slechts 4,5%

Het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen wordt aangemoedigd door de EU (een nieuw beleidskader is aangenomen om tegen 2030 een aandeel van 32% hernieuwbare energie te behalen). De belangrijkste hernieuwbare bron die in het land wordt gebruikt, is biomassa, het aandeel waarvan 87% van het eindenergieverbruik uit hernieuwbare bronnen vertegenwoordigt. De strategie voor het versterken van de rol van de landbouwsector in de bio-economie benadrukt het potentieel voor de benutting van dierlijke resten, zowel voor de productie van bijproducten volgens een circulair productiemodel als voor energie.

Het eindenergieverbruik in de sector “Landbouw, bosbouw en visteelt” voor 2018 bedraagt 173,2 ktoe, waarvan 7,8 ktoe wordt geleverd uit hernieuwbare bronnen, of het aandeel van hernieuwbare energie is 4,5%. Voor de voedingsindustrie zijn de respectievelijke waarden: consumptie 227,7 ktoe, bijdrage hernieuwbare bronnen – 9,4 ktoe, aandeel HB – 4%.

Aanpassen aan klimaatverandering

Wat de klimaatverandering betreft, wordt een algemene temperatuurstijging, opwarming van de winterperioden en droogte in de zomer verwacht. Tegelijkertijd wordt verwacht dat het aantal en de intensiteit van extreme weersomstandigheden zoals hete of koude golven, harde stormen, ophoping van natte sneeuw en ijs zal toenemen. Extreme weersomstandigheden en geleidelijke klimaatverandering kunnen een grote invloed hebben op de opbrengsten en de productkwaliteit.

Een langer vegetatiecyslus zou een betere verspreiding van individuele soorten mogelijk maken en zou de mogelijkheden voor het telen van nieuwe, meer thermofiele soorten of secundaire gewassen verbeteren.

In Bulgarije wordt een vroegere bloei van bomen, een langer seizoen voor wijngaarden en veranderingen in andere natuurlijke teeltcycli van de gewassen verwacht, wat de uiteindelijke opbrengsten beïnvloedt. In het geval van granen wordt een verdere inkrimping van de interfase-perioden van de bloei tot de rijping verwacht. Een kortere voortplantingsperiode zou ook een kortere tijd voor de vulling van het graan betekenen, wat een negatief effect zou hebben op de opbrengsten.

Het is noodzakelijk in gebieden met waterschaarste en risico op droogte de teelt te worden gestimuleerd van gewassen die minder irrigatie nodig hebben.

Hittestress voor dieren

Veehouderij zal nadelig worden beïnvloed door de grotere hittestress als gevolg van de toename van temperatuur en luchtvochtigheid, wat de gezondheid en het lichamelijke welzijn van de dieren aantast. Veranderingen in temperatuur en regenval kunnen veehouderij beïnvloeden in termen van reproductie, metabolisme en gezondheid. Veranderingen in temperatuur en regenval kunnen ook leiden tot de verspreiding van pathogenen, en parasieten kunnen de verspreiding van ziekten beïnvloeden, waarbij tegelijkertijd de productiviteit van dieren vermindert en de sterfte groeit. Klimaatveranderingen kunnen ook van invloed zijn op de beschikbaarheid en kwaliteit van voedergewassen en weidegebieden.

Bron: Agroplovdiv.bg