‘Britse voedselketen is trots op zijn eigen producten’

Als de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk tot een goed handelsakkoord komen, hoeft Brexit niet per se negatief uit te pakken voor de Nederlandse agrofoodsector. Maar ook als dat niet gebeurt, zijn er genoeg kansen op de Britse markt. Dat zegt landbouwraad Tim Heddema. Hij is sinds maart 2017 namens het ministerie van LNV werkzaam voor de Nederlandse agrofoodsector vanuit de Nederlandse ambassade in Londen.

Dit artikel maakt deel uit van een serie over de landbouwraden. Lees meer over wie zij zijn en wat ze doen. Deze keer in gesprek met landbouwraad Tim Heddema in het Verenigd Koninkrijk.
Tim Heddema
Tim Heddema

Het zijn vreemde tijden voor Heddema. Was het eerst de Brexit die zijn agenda bepaalde, nu komt de coronacrisis er nog eens bij. Kortom hectische tijden, geen dag is hetzelfde. “Ik zit hier voor de belangen van de Nederlandse agrosector. Dat staat altijd bovenaan. Toch vind ik het een mooie tijd om juist nu in dit land landbouwraad te zijn. Het gaat echt ergens om.”

Sinds de lockdown in het VK op 23 maart heeft Heddema drie maanden vanuit huis gewerkt. De regels zijn nu versoepeld en de ambassade is coronaproof gemaakt. Wie wil en ook veilig kan reizen, mag op de ambassade werken. “Dat gebeurt mondjesmaat. Veel van mijn collega’s zijn afhankelijk van de trein of metro. Ik woon op vijf minuten lopen van de ambassade. Dat is een groot voordeel, ik hoef niet een overvolle metro in. Eindelijk weer terug op mijn vertrouwde werkplek.”

De coronapandemie heeft in het VK enorme impact gehad. Voedselverwerkende bedrijven kwamen stil te liggen vanwege besmettingen onder het personeel, boeren kampten met een tekort aan seizoenarbeiders. Bloemenwinkels en tuincentra moesten dicht, waardoor Nederlandse tuinders hun bloemen en planten niet meer kwijt konden. Heddema: “De Nederlandse regering kwam met een steunpakket. Britse tuinders pleitten bij hun eigen regering voor een soortgelijke regeling, maar die kwam er niet. Dat gaf veel jaloezie.”

Op het moment dat de bloemenwinkels weer open mochten, waren de Nederlandse tuinders er snel bij. “De Britse siertelers waren niet klaar, de Nederlanders wel. De agrosector hier was daar boos over, maar kijkt ook op tegen Nederland.”

Lees verder onder foto

Landbouwteam Londen
Landbouwteam Londen met v.l.n.r. Martijn Bergmans, Tim Heddema, Bas Harbers.

Wat zijn de belangrijkste trends in de Britse agrosector?

“Alles in dit land staat in het teken van Brexit. Er wordt in snel tempo nieuwe wetgeving gemaakt, ook voor de landbouw. Beloning van boeren voor hun inzet voor natuur, landschap en andere publieke diensten is daar onderdeel van.

Overheid en bedrijfsleven kiezen voor duurzame intensivering. Doel is om de productiviteit te verbeteren. Het VK loopt namelijk achter in Europa, zeker op Nederland. Tijdens de coronacrisis is dat nog eens duidelijk geworden. Er is hier grote behoefte om meer zelfvoorzienend te worden qua voedsel.

Op het terrein van biotechnologie worden hier stappen vooruit gezet. In de Europese Unie is daar nog veel discussie over, dit land wil sneller gaan.

De wens is om op het terrein van productiestandaarden voorop te lopen in de wereld en bij import dezelfde criteria te hanteren. De agrarische sector betwijfelt of de regering daaraan vasthoudt. Ook hier is er vrees voor invoer van zogeheten chloorkippen uit de VS, dus voor lagere of duale standaarden.

Op het terrein van innovatie en agrotechnologie gebeurt hier veel. Er zijn inmiddels vier Agritech Innovation Centers opgericht, waarbij de onderzoeksagenda wordt bepaald door het bedrijfsleven. De opzet is dat boeren sneller innovaties toepassen op hun bedrijf. Hierbij geldt de triple helix in Nederland als voorbeeld.”

Lees verder onder foto

In de Innovation Hub van de Royal Norfolk Show
Innovation Hub van de Royal Norfolk Show

Kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen op deze trends inspelen?

“Als het VK daadwerkelijk standaarden verhoogt en diezelfde eisen gaat stellen bij import, dan heeft Nederland een concurrentievoordeel. Nederlandse exporteurs zijn als geen ander in de positie om daaraan te voldoen.

Verhoging van de zelfvoorzieningsgraad, bijvoorbeeld in de voedingstuinbouw en sierteelt, zou een bedreiging kunnen zijn. Maar dat gebeurt niet op korte termijn. Nederland zal blijven exporteren naar dit land, ook al omdat onze agrarische sector hier een uitstekend imago heeft.

De sterke nadruk op innovatie biedt ook kansen voor Nederland. Of het nu gaat om glastuinbouw, zuivel of akkerbouw, de interesse in Nederlandse technologie is groot. Mijn landbouwteam voert nu onderzoek uit om die kansen beter in beeld te krijgen. De resultaten hiervan zijn binnenkort bekend.”

Staat circulaire landbouw op de Britse landbouwagenda?

“Vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest, zuiniger gebruik van energie, agrarisch natuurbeheer – op al die vlakken zijn boeren al actief. In meer of mindere mate, en vaak gedreven door de noodzaak de bodemgezondheid te verbeteren. Maar circulaire landbouw als integraal concept wordt hier pas sinds kort omarmd, geïnspireerd door de Nederlandse visie. De interesse in de Nederlandse ideeën is groot. Afgelopen tijd ben ik verschillende keren uitgenodigd om het Nederlandse verhaal over kringlooplandbouw te vertellen, bijvoorbeeld bij de grote Britse boerenbond NFU. Men is zeer geïnteresseerd in onze ervaringen en resultaten.”

Lees verder onder foto

Werkbezoek aan voorbeelden van publieke diensten, bodemverbetering en kringlooplandbouw
Werkbezoek aan voorbeelden van publieke diensten, bodemverbetering en kringlooplandbouw

Wat kan Nederland leren van de Britse agrofoodsector?

“De Britse voedselketen is trots op zijn eigen producten. In de supermarkten zie je overal de Britse vlag op de etiketten. Alles straalt uit: 'buy British'. Consumenten zijn daar ook gevoelig voor. Dat een product in eigen land is geproduceerd, wordt hier gezien als kwaliteitskeurmerk. Die trots zouden wij in Nederland wel wat meer mogen hebben, want er is alle reden voor.”

Wat is het mooiste van uw werk als landbouwraad?

“Het belangrijkste van mijn werk is om mensen met elkaar te verbinden. Mensen van de Nederlandse en Britse overheid, van bedrijven aan beide zijden van de Noordzee, van kennisinstellingen. Dat vind ik mooi om mee bezig te zijn. En dat doe ik in een land dat zeer geïnteresseerd is in de Nederlandse landbouw. Mijn collega’s en ik worden vaak gevraagd als spreker, dat zegt genoeg.

En wat is er lastig aan uw werk?

“Als landbouwraad heb ik veel te maken met de overheid. In deze Brexit-periode is dat af en toe lastig. De departementen worden soms politiek geïnstrueerd om de samenwerking met EU-lidstaten te minimaliseren. Ze houden de deur dicht en dat is jammer omdat Nederland en VK zo like-minded zijn. Bij het bedrijfsleven ligt dat overigens anders. Daar is veel interesse in onze kennis en kunde. Daar staat de deur nog steeds wagenwijd open.”

Bovendien woon en werk ik nu in een land dat een spannende periode doormaakt, het vertrek uit de Europese Unie. Dat is een unieke gebeurtenis. Mede aan mij de taak om de relatie tussen Nederland en het VK op landbouwgebied goed te houden. Dat is natuurlijk een prachtige uitdaging.”

'In het Verenigd Koninkrijk is, als het gaat om landbouw, sprake van een calimero-gevoel'

Hoe wordt in het Verenigd Koninkrijk aangekeken tegen de landbouw en visserij in Nederland?

“Terwijl het VK zich profileert als wereldmacht is er, als het gaat om landbouw, sprake van een calimero-gevoel. Wij zijn klein, Nederland is groot. Men kijkt tegen de Nederlandse boeren op vanwege de hoge productiviteit en innovatieve technologie. De visserij is een ander verhaal. Het VK wil voor een groot deel af van vissers uit de Europese Unie op hun visgronden, waaronder die uit Nederland. Een dialoog hierover is nauwelijks mogelijk.”