Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Binnen het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is er nog een beperkte marge die door de lidstaten, cq regio's kan worden ingevuld. Hieronder zetten we de Vlaamse en Waalse accenten voor u op een rijtje.

Hervormd beleid

Het hervormde gemeenschappelijke landbouwbeleid mikt op een versterkt concurrentievermogen, een verbeterde duurzaamheid en een verhoogde doeltreffendheid. Van het totale EU-budget van 960 miljard euro voor de periode 2014-2020 neemt landbouw 40% in. Dat percentage is de laatste decennia aanzienlijk geslonken, maar blijft hoog omdat landbouw en platteland een van de weinige beleidsdomeinen is die hoofdzakelijk via de EU worden gefinancierd. Het gezamenlijke budget voor landbouw daalt in de nieuwe programmaperiode.

Binnen de hervormde rechtstreekse steun maken de toeslagrechten in 2015 plaats voor betalingsrechten. Ze geven potentieel recht op de uitbetaling van drie premies: de basisbetaling, de vergroeningspremie en de betaling voor jonge landbouwers. Landbouwers moeten op hun bedrijf drie vergroeningsmaatregelen nemen: gewasdiversificatie, het behoud van blijvend grasland en het aanhouden van ecologisch aandachtsgebied op 5% van het akkerbouwareaal. Vlaanderen kiest ervoor om de betaling voor jonge landbouwers maximaal in te vullen: ze ontvangen een vast extra bedrag per hectare voor maximaal 90 hectare. Er blijft gekoppelde steun voor de sectoren rundvlees en vleeskalveren.

Vlaanderen

Aangezien het budget voor directe steun in Vlaanderen in de nieuwe periode van 1,86 miljard euro slinkt naar 1,69 miljard euro, daalt de gemiddelde steun per landbouwer bij ongewijzigde bedrijfsgrootte tussen 2015 en 2019 aanzienlijk. Daarbovenop komt het proces van interne convergentie waarbij de verschillen in de waardes per betalingsrecht gedeeltelijk worden weggewerkt. Een deel van de middelen voor rechtstreekse steun wordt bovendien overgeheveld naar het plattelandsontwikkelingsbeleid. Uit een impactanalyse blijkt dat dat ruim twee derde van de Vlaamse landbouwbedrijven in 2019 minder directe steun zal krijgen dan in 2013. Circa een kwart van de bedrijven zal winnen bij de hervorming. Bijna 40% van de bedrijven verliest tussen 1.000 en 10.000 euro per jaar als gevolg van de hervorming en de budgetdaling.

Het plattelandsontwikkelingsprogramma PDPO III wordt opgebouwd rond vier voor Vlaanderen strategische thema’s: inzetten op jonge landbouwers, investeren in innovatie en opleiding, verhogen van de weerbaarheid en verduurzaming van de Vlaamse landbouwsector en versterken van de kwaliteit en vitaliteit van het platteland. Vlaanderen ontvangt voor de uitvoering van het programma 288 miljoen euro Europese middelen en investeert hetzelfde bedrag. Door de overheveling vanuit pijler 1 komt er, over de gehele periode, nog 119 miljoen euro bij. 49% gaat naar het Vlaamse Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). Investeringssteun zal voortaan meer gericht zijn op milieu, dierenwelzijn en duurzaamheid. Innovatieve initiatieven komen ook in aanmerking. 13% is bestemd voor beheerovereenkomsten en 6% voor agromilieu-klimaatmaatregelen.

Wallonië

Voor Wallonië is in de periode 2014-2020 53,67 procent van de Belgische enveloppe voor directe betalingen (3,65 miljard euro) beschikbaar ten behoeve van directe betalingen, een bedrag van 1,96 miljard euro, ook gedaald als gevolg van bovenvermelde trends. De directe betalingen zullen in Wallonië al volgt worden besteed. Er is een basis-directe betaling van 29.9 procent; 30 procent is gereserveerd voor de vergroening (wanneer de betreffende landbouwer aan de voorwaarden voldoet); 17 procent van de enveloppe wordt besteed aan “top-up”-betalingen voor de eerste 50 hectare en 1,8 procent gaat naar het jonge-boerenbeleid. Voorts zal daarvan – wanneer de Commissie daarmee instemt – 21,3 procent worden besteed aan vrijwillige gekoppelde steun, in overgrote mate aan de vleesveehouderij (18,8 procent). Ten aanzien van de vergroening voldoen al 55 procent van de Waalse boeren aan de vereisten van een ecologische functionele zone en 95 procent aan de vereisten van diversificatie. Het vereiste van permanent grasland is in Wallonië ook geen groot probleem. Er zal in Wallonië geen overdracht van middelen tussen beide pijlers van het landbouwbeleid plaatsvinden. Verder streeft Wallonië naar een zo nauw mogelijk geformuleerde definitie van actieve boer (om er daarmee voor te zorgen dat zoveel mogelijk landbouwmiddelen bij de “echte” boeren terechtkomen. Wallonië heeft voor de periode 2014-2020 een budget van 264 miljoen euro (47,85 procent van de Belgische enveloppe) voor het plattelandsontwikkelingsbeleid beschikbaar, dat inclusief nationale cofinanciering in totaal zal uitkomen op 564 miljoen euro zal uitkomen. Belangrijke maatregelpakketten zijn er op het terrein van (installatie-) steun voor jonge boeren; agro-milieubeleid en stimulering van de biologische landbouwproductie.